SV | Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid. |
WLC | אָ֚ז אָמַ֣ר דָּוִ֔יד לֹ֤א לָשֵׂאת֙ אֶת־אֲרֹ֣ון הָֽאֱלֹהִ֔ים כִּ֖י אִם־הַלְוִיִּ֑ם כִּי־בָ֣ם ׀ בָּחַ֣ר יְהוָ֗ה לָשֵׂ֞את אֶת־אֲרֹ֧ון יְהוָ֛ה וּֽלְשָׁרְתֹ֖ו עַד־עֹולָֽם׃ ס |
Trans. | ’āz ’āmar dāwîḏ lō’ lāśē’ṯ ’eṯ-’ărwōn hā’ĕlōhîm kî ’im-haləwîyim kî-ḇām bāḥar JHWH lāśē’ṯ ’eṯ-’ărwōn JHWH ûləšārəṯwō ‘aḏ-‘wōlām: |
Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!